| 
  • If you are citizen of an European Union member nation, you may not use this service unless you are at least 16 years old.

  • You already know Dokkio is an AI-powered assistant to organize & manage your digital files & messages. Very soon, Dokkio will support Outlook as well as One Drive. Check it out today!

View
 

Berend van den Berg

Page history last edited by Bert van den Berg 13 years, 2 months ago

Berend van den Berg

 

gedoopt:      15-06-1779 te Ommen als zoon van Jan Harmze van den Bergh (de vilder) en Clara Eschmeijer

getrouwd:     07-06-1802 te Kampen, Broederkerk met Grietje Roelofs Wickers, dochter van Roelof Wicker en Jantje Wolters

overleden:    09-09-1824 te Kampen, 45 jaar oud

beroep:       daghuurder (1813), arbeider (1824)

 

Mogelijk nog iets over de jeugd van Berend in Ommen? Heeft hij persoonlijk nog iets meegemaakt van de intocht van de Pruissische troepen in 1787, die Nederland binnenvielen om stadhouder Willem V en zijn vrouw Wilhelmina van Pruisen (Goejanverwellesuisincident) te hulp te komen? Berend was toen 8 jaar oud. En van verdere oproeren? Moet ik hier nog noemen dat vader Jan Harman prinsgezind was? Zwierf Berend in zijn jonge jaren in Ommen, en misschien later ook wel in Kampen, met zijn vader mee bij het uitoefenen van zijn beroep als vilder?

 

Berend verloor zijn moeder in 1790, op 11-jarige leeftijd. Samen met zijn vader, broers en zusje ging hij in Kampen wonen. Vier jaar later, in 1794, overleed Berend's vader Jan. Deze werd begraven 18/12 1794. Berend woonde daarna tot 1796 met de rest van zijn broers en zuster in bij hun oudste broer Daniël, maar vlak voordat deze trouwde werden er op 30-08-1796 voogden (mombers) over de kinderen Gerrit, Berend, Anna en WIllem aangesteld: de trijpwever Claes Hoesbergen en de lojersknegt Lambert (Lammert) Bos, hun buren.(zie bij vader Jan). Zij werden niet in het weeshuis opgenomen omdat hun buren toeziend voogd waren. Op 24-05-1802 bedankt Berend voor de voogdijschap, drie dagen na zijn ondertrouw met Grietje. Tevens verklaarde hij tegenover C.W de Vries en W. Bijsterbos van zijne portie te zijn voldaan. Hij had 25 Caroli guldens van zijn broer Daniel uitgekeerd gekregen. Daniel had het huis na de dood van vader Jan overgenomen.

C(K)laas Hoesbergen was op 5/ 1779 keurmeester trijpwever, op 28/3 1783 commissaris van het aantekenen der pakjes op de gewone veren. Op 7/3 1785 legde hij de eed op de veranderende instructies af. 17/2 1797 idem. Hij overleed in 1803 en werd op 13 december begraven. 

moet er nog verwezen worden naar de moeilijkheden in de landelijke politiek: 1788 plunderingen etc, 1794 zeer strenge winter, 1795 invasie olv Pichegru, 1796 kanonniersoproer in Amsterdam (of was het Rotterdam?), revoluties binnen Bataafse republiek 12-01-1798 en 12-6-1798, invasie Engelse en Russische troepen in Noord Holland, watersnoden in Overijssel in winters 1798-1800? Economisch slechte situatie in Nederland (aantallen armen etc noemen), ook misschien over democratie en verschil met vorige tijd: vóór die tijd was er een echte standenmaatschappij, met alleen stemrecht voor de elite. Hoe democratisch was het eigenlijk? Zijn er parallellen met vandaag te trekken mbt democratie, populisme etc? Hoe dacht Berend erover, en kwam Berend op de stemlijsten voor? Was Berend politiek, resp kerkelijk actief?

  Berend van den Berg,  gedoopt 15/6/1779 te Ommen trouwde op 7/6 1802. Berend van den Berg (13/6 1779-9/9 1824) woonde in Kampen. Van beroep was hij arbeider of daghuurder zoals genoemd bij de geboorteaangifte in 1813 van zijn zoon Jan. Berend woonde toen in wijk4 op nr 362.  Hij verhuurde zich per dag. In de eerste helft van de 19e eeuw wordt de Nederlandse arbeider beschreven als traag, ondervoed en onbekwaam. De Overijsselse dagloner wordt daarentegen wordt niet ongunstig beoordeeld in vergelijking met de “geringe” lieden in de steden. De laatste verwacht dat hem het werk thuis wordt gebracht, de eerste zoekt het op. De dagloner weet met weinig geld veel te doen want hij is spaarzaam en niet slordig. De dagloner verdient in Overijssel van 1 nov. Tot 1 maart slechts 30 cent, van 1 maart tot 1 april en van 1 september tot 1 november 40 cent per dag en tijdens het hoogseizoen van 1 april tot 1 september 50 cent per dag. Volgens de Kamperinstructie van 8/2 1738 krijgen daghuurders die voor de stad werken van 1/4-1/10 12 stuivers per dag en van 1/10-1/4 8 stuivers. De lonen werden in Kampen op zaterdag in de rentekamer uitbetaald. Voor de eerste helft van de 19e eeuw mag worden aangenomen dat de beroepsbevolking in de sterk agrarische gebieden waartoe Overijssel behoorde beduidend is toegenomen. Mede door de toenemende ontginning en verbeterde methoden van bemesting en vruchtwisseling.(1).

 De economische toestand begin 1800 geeft voor Kampen een somber beeld te zien (2). De textielindustrie was in verval. De bierbrouwerijen waren op twee na te gronde gegaan. Als een kleine verarmde provinciestad ging Kampen de 19e eeuw in. De werkloosheid was groot. Het aantal bedelaars in de straten eveneens. Wel 1000-1200 mensen leefden van de bedeling en dat op een inwonertal van hoogstens 7000. Om de armoede, werkloosheid en bedelarij terug te dringen, stelde de raad een adviescommissie in, die uiteindelijk adviseerde tot de oprichting van een stadswerkhuis. Het doel van deze instelling was om ”aan alle behoeftigen, inzonderheid de bedelenden, door spinnen of breiën zodanigen arbeid te verschaffen, welke hen eenige verdiensten ter bekoming van levensonderhoud oplevert”. Daardoor kon voorkomen worden worden “dat dezelve niet langs de straaten en huizen behoeven te gaan bedelen, hetgeen thans meer dan ooit, tot groote last der goede Ingezeten plaats heeft”. “het werkhuis van Sajet Spinning en kousenbrijderij” vond ruimte in de regimentskamer van het voormalig kloostergebouw. Achter de regimentskamer lag een hof die gebruikt kon worden “tot het drogen en verven van de goederen”. De start van het werkhuis gaf goede hoop. Wel 350 mensen werden in die begintijd aan het werk gezet. Over het jaar 1805-1806 werd een winst van ruim 11% gemaakt, maar allengs verliep de exploitatie steeds moeizamer. Bovendien waren de mensen, volgens de bedrijfsleider, van zedelijk laag peil. Hij onderscheidde twee  klassen :”Dezulken die wel willen werken, maar het werk niet verstaan. En die het werk wel verstaan, maar niet willen werken”. Onkunde en onwil waren volgens hem dus de voornaamste oorzaken van de achteruitgang van het Werkhuis. Van de velen die het Werkhuis bezochten verstonden hooguit 100-150 vrouwen en kinderen de kunst van het spinnen en breien. Er zijn geen aanwijzingen gevonden dat Berend of zijn kinderen van het Werkhuis gebruik hebben gemaakt. In 1866 werd de instelling opgeheven.

  Bij zijn dood op 45 jarige leeftijd ten gevolge van een val van de toren van Mastenbroek, ongetwijfeld tijdens werkzaamheden aldaar woonde hij op de   Groenestraat nr 55 wijk 4 buitenkwartier. In de Zwolsche Courant van september 1824 stonden geen berichten over ongevallen. Het agrarische karakter van de gemeente Kampen was ook binnen de stadsmuren te zien en te ruiken. Hier woonden en werkten temidden van de burgerbevolking meer dan 100 stads- of koeboeren. De meesten waren te vinden in de Groenestraat waarvan Salomon Brennwald schreef: ” Deze straat wordt meestal bewoond door melkboeren en heeft veele ingangen tot schoone vrucht- en moestuinen, die langs de bolwerken aangelegd zijn, waarvan deze straat dan mogelijk ook den naam van Groenstraat ontvangen zal hebben”.

De Kamper koeboeren leefden hoofdzakelijk van het uitventen van verse melk aan vaste klanten in de stad en van de verkoop van stalmest aan tuinbouwers elders in het land. De schamele inkomsten uit het landbouwbedrijf werden aangevuld met allerhande losse klusjes. Veel stadsboeren verdienden wat bij als dagloner bij een grote landbouwer of door te werken in de rietvelden langs de kust.

Volgens (3) kwam de Groenestr aat in de laatste helft van de 15e eeuw binnen de muren te liggen. Voor 1880, dus in de tijd dat Berend daar woonde, stonden hoofdzakelijk aan de westzijde, meest boerenerven met bijbehorende groentetuinen en boomgaarden, terwijl de oostzijde grotendeels werd ingenomen door de tuinen van de huizen aan de Vloeddijk.

Zaken en ambachten die men vanwege de stank- of geluidsoverlast niet in de stad wilde hebben, werden naar de Groenestraat verbannen. Zo vond men er de kalkkuipen, de kuipen van de leerlooiers, touwslagerijen en koperslagerijen. Verder waren er vanaf het begin van de 15e eeuw reeds de droogramen van de drapeniers of wevers, die in zogenaamde raamhoven, op diverse plaatsen in de Groenestraat bijeen stonden.

Tot in de 17e eeuw stond er behalve een niet nader aangeduide windmolen nabij de Kalverhekkenweg, ook nog de oliemolen van Ter Napel op de hoek Groenestraat/Broederweg, terwijl tot in de 19e eeuw de stadsvolmolen een uitgang had aan de oostzijde van de straat nabij de Cellesweg, op de plaats van het voormalig St.Agnietenklooster.

Langs de Groenestraat, die vanaf 1615 in gedeelten bestraat werd, strekte zich het complex van het St. Annaklooster uit. De kerk van het klooster staat nog op de hoek van de Broederweg. De bibliotheek van de theologische hogeschool is gevestigd in een deel van dit voormalig klooster, dat voordien in gebruik was als likeurstokerij, stadswerkhuis (zie boven) en in de 17e en 18e eeuw als vergaderruimte voor het linnenweversgilde. 

Parallel met de Groenestraat liepen twee weteringen die in bijna alle overdrachtsakten vanaf het begin van de 15e eeuw vermeld worden. De Oude of Naaste Wetering liep tussen de Vloeddijk en de Groenestraat, terwijl de Nieuwe of Buitenste Wetering ten westen van de Groenestraat liep.

 

Berend kon, in tegenstelling tot zijn oudste broer Daniel, blijkens geboorteaangifte voor zoon

Jan

(1813) niet schrijven.

(bron foto: Karel van den Berg)

Volgens de familieoverlevering (brief Andries Kuiper dd 05-08-1928) viel Berend tijdens werkzaamheden van de kerktoren van Mastenbroek. In de Zwolsche Courant van aug/sept 1824 staan geen berichten over ongevallen. Berend moet drie dagen thuis in coma hebben gelegen voordat hij op 09-09-1824 om 11.30 uur in zijn huis in de Groenestraat 55c  (wijk 4) (het huidige nr 266) te Kampen overleed. Getuigen bij de overlijdensaangite waren:

Opnieuw volgens de familieoverlevering vond Berends zoon Roelof later bij het schudden van de graven op het kerkhof de gespleten schedel van zijn vader.

Berend is dus thuis overleden op de Groenestraat. In Kampen huisden meer dan 100 stads- of koeboeren waarvan de meeste in deze Groenestraat van Berend woonden. Salomon Brennwald schreef: "Deze straat wordt meestal bewoond door melkboeren en heeft veele ingangen tot schoone vrucht-en moestuinen, die langs de bolwerken aagelegd zijn, waarvan deze straat dan mogelijk ook den naam van Groenstraat ontvangen zal hebben". De Kamper koeboeren leefden hoofdzakelijk van het uitventen van verse melk aan vaste klanten in de stad en van de verkoop van stalmest aan tuinders elders. De schamele inkomsten werden aangevuld met allerhande klusjes als dagloner bij een grote landbouwer of werk aan de rietvelden langs de kust. Echter niet alleen boeren maar ook kuipen van leerlooiers, touw- en koperslagerijen evenals droogramen van drapeniers of wevers trof men in bovengenoemde straat aan.

Berend was niet draagkrachtig genoeg om een eigen huis te kopen. Van wie hij het pand huurde is onbekend omdat de registratie van percelen pas in 1832 ingevoerd werd. 

Volgens de tabel concordantie huisnummers zijn sinds 1986 de oorspronkelijke nummers 55, 55a, 55b, 55c uit 1807-1859 de nummers 260 t/m 266 geworden. Berend stierf dus op de plaats van het huidige nr 266.

Het is mogelijk dat hij het huisje huurde van Thijmen of Sijmen Prins, de stadsschoolmeester, wonend tijdens de volkstelling van 1795 in de Nieuwstraat, die nu in 1832 de percelen in bezit had (kadsternr F484=nr 55; F483=nr 55a; F482=nr 55b en c.) Na zijn overlijden in 1845 op 50 jarige leeftijd verkocht zijn weduwe de percelen F 482 (tuin, 3roeden en 90 ellen) en F 483 (huis en erf 28 ellen) aan landbouwer Jan van der Veen. Het huisje van Berend was toen al zeker afgebroken, mogelijk zelfs al voor 1832. Hieronder zie je een foto van het huis dat nu op die bewuste plek staat. (bron foto: Karel vd Berg)

Of hij het huisje in bezit had heb ik niet kunnen achterhalen daar de kadasterregistratie pas in 1832 begon en zijn naam niet bij de rechterlijke registratie van huistransacties, voor zover aanwezig in Kampen, voorkwam. Gezien zijn inkomen zal hij gehuurd hebben.  In 1813 (geboorteakte zoon Jan)wordt als adres van Berend  wijk 4 no 362 genoemd (nagekeken,niet te traceren).

 

1)      “Van scheurmakers, onruststokers en geheime opruijers…” De Afscheiding in Overijssel, een uitgave van de IJsselakademie te Kampen, 1984.

2)      Van klooster tot Theologisch Instituut. De geschiedenis van een voormalig Kamper kloostercomplex. F. van der Pol en G.D. Harmanny. IJsselacademie 2005.

3)   Gezichten in de straten van Kampen met een historische beschrijving.

      H.W. van der Hoven, K. Schilder en D. van der Vlis. 1986.

 

 

Het trouwboek meldt:  “j(onge) m(an) gebooren van Ommen woonagtig alhier, ondertrouwd 21/5 1802 en huwt te Kampen, Broerkerk op7 Junij 1802 met Grietje  Roelofsen Wikkers j(onge) d(ame) gebooren op het Hoogveen laast woonagtig hebbende te Hattum”.

Berend overleed in 1824.

 De burgerlijke stand meldt: “Op heden den tienden der maand September des jaars één duizend achthonderd vier en twintig, des middags te twaalf uren, compareerden voor ons Jürgen Nicolaas Bijsterbos wethouder der stad Kampen, Provincie Overijssel, waarnemende de functien van Officier van den Burgerlijken Staat,  Arend Post, oud drieendertig jaren, van beroep trijpwever en Teunis van Dijk, oud zeven en twintig jaren, van beroep wolwerker beiden wonende te Kampen, dewelke ons hebben aangegeven, dat Berend van den Berg, oud vijf en veertig jaren, van beroep Arbeider, gehuwd aan Grietje Wikkers, wonende te Kampen op den negenden dezer maand overleden is, des voormiddags te half twaalf uren in het huis staande in de Groenestraat wijk 4 no 55. Ten gevolge van welke aangave wij deze Akte hebben opgemaakt, dewelke na gedane voorlezing is geteekend door ons, verklarende comparanten niet te kunnen schrijven.  J.N.Bijsterbos.

 

 Zijn schedel zou nog volgens de orale overlevering door zijn zoon Roelof, later bij het ruimen der graven, als gespleten gezien zijn. Grietje (15/10 1775-24/6 1837) is later op 21/2 1828 te Kampen met de mandenmaker Jan Willem Hubach hertrouwd. Jan Willem Hubach heeft op 10/2 1815 in plaats van wijlen Klaas van Oosten de eed als turfmeter gedaan.

Kinderen:

 

1. Jan Hermen van den Berg, geb. 18/7 1802 te Kampen, volgens het doopboek gedoopt in de “Broerkerk zoon van Berent van den Bergh moeder Grietje Roelofs Wikkens”gehuwd op 28/8 1828 (akte nr 57) met Maria Vos, geb. 30/9 1805 te Kampen, dochter van Hendrikus Vos en  Petronella Kladde. Jan Hermen werd vernoemd naar de vader van zijn vader, zijn beroep was spinner/schipper. Hij overleed 24/11 1839 te Zwolle.

2. Roelof van den Berg, geb. 10 “Desember 1804 gedoopt 18 Desemb. Broerkerk zoon van Berent van den Berg en Grietien Wikkers”. Begraven 24/12 1804 in de Buitenkerk.                                                             3.Roelof van den Berg, “gebooren den 24 maert1806 te Kampen, gedoopt Broerkerk 30/3 zoon van Berend van den Bergh en Grietje Wickers”,overleden 19/4 1873 te Kampen gehuwd op 25/1 1827 (aktenr 6) te Kampen met Antonia Hofman geb. 17/7 1808 te Kampen, dochter van Hendrik hofman en Johanna van Goor. Roelof was vernoemd naar de vader van zijn moeder Beroep facteur, schippersknecht.  ”. Trijpwever/winkelier van beroep. Hij trouwde met Maria van Ommen, geb. 23/8 1808, overleden 21/3 1902 op 15/1 1829 te Kampen, waar hij op 28/2 1884 overleed. Hij ging ook met de kerkelijke Afscheiding mee.

5. Jan van den Berg (geb.29/10 1813) beroep militair,gedoopt 31/10 1813 in de Broederkerk, gehuwd 13/5 1837 te Den Bosch.met Alberdina van Lent, geb. 30/8 1812. Zijn geboorteaangifte volgt hier daar de burgerlijke stand door de Fransen ingevoerd was:

 

Op hedenmorgen den dertigsten October agttien honderd dertien, des voormiddags ten half elf viseren voor ons Maire van Kampen, arrondissement van Zwolle, Departement der monden van den IJssel, de werkzaamheden waarnemende van ambtenaar van den Burgerlijken Stand, erschenen Berend van den Berg, oud vier en  dertig jaren, daghuurder, geadsisteerd met Daniel van den Berg, oud drie en veertig jaren, witwerker, en Arend Hendrik Vos, oud agt en veertig jaren, turfdrager, beide wonende alhier, dewelke ons heeft verklaard, dat zijne wettige huisvrouw Grietjen Roelofs Wikkers den negen en twintigsten dezer ’s avonds ten half agt uren, ten zijnen huise wijk 4 no 362, is bevallen van een kind van het mannelijk geslagt en dat hij aan hetzelve den naam gegeven heeft van Jan, ten gevolge van welke verklaring van voornoemde vader en getuigen hebben wij deze acte gepasseerd welke dezelve benevens ons hebben getekend, uitgezonderd Berend van den Berg welke verklaard heeft niet te kunnen schrijven.

   Daniel van den Berg

   A H Vos                              Van Berkum  Bysterbos

 

Berend evenals zijn vrouw Grietje waren de schrijfkunst niet machtig. Echter Daniel, de oudste broer van Berend, wel.

 

Overlijdensaangifte van Grietje Roelofs Wikkers (15/10 1775-24/6 1837), ook wel geschreven als Wicke, Wicker, Wikker staat genoteerd als volgt:

 

Op heden den vierentwintigsten der maand Juny des jaars één duizend acht honderd zeven en dertig des namiddags te Een ure compareerden voor ons Richardus van Romiende Wethouder der Stad Kampen Provincie Overijssel, waarnemende de functien van Officier van den Burgerlijken Staat  Roelof van den Berg, oud vier en dertig jaren, schipper en Karel van den Berg oud acht en twintig jaren, wever, beide hier wonende. Dewelke ons hebben aangegeven dat Grietje Roelof Wikkers oud twee en zestig jaren wed. van Jan Willem Hubach   wonende te Kampen op heden des nachts te Een ure in het huis, staande in de buiten Hofstraat W(ijk) 4 no 109 overleden is. Ten gevolge van welke aangave wij deze akte hebben opgemaakt, dewelke na gedane voorlezing is geteekend door ons, en de comparanten. R van den Berg  K van den Berg  R van Romunde

 

N.B. Roelof was 33 jaar, Karel nog 27!

 

 Bronnen:

- Archief burgerweeshuis nr 291

-Zwolsche Courant augustus/september 1824

- Rechterlijk Archief 104 en 105

-O.A.K. nr 210

nog meer gegevens over de kerk van Mastenbroek, bv de hoogte van de toren etc opzoeken? Ik schat hem tussen de 15 en 20 meter hoog. misschien staat er iets in de kerkenraads- of kerkmeestersverslagen van Mastenbroek? 

 

Comments (3)

Karel van den Berg said

at 12:19 pm on Aug 26, 2008

Waarom zou Berend met broers/zus in weeshuis opgenomen zijn als moeder nog leeft? In de kerkeraadsnotulen van Mastenbroek wordt het ongeluk van Berend niet genoemd, begrijpelijk want er werden alleen kerkelijke zaken besproken. Misschien nog iets te vinden in Den Haag, waar de diakenregisters vanaf 1803 aanwezig zijn. Misschien heeft de familie een fooitje gekregen?
In de eerste helft van de 19e eeuw wordt de Nederlandse arbeider beschreven als traag, ondervoed en onbekwaam. De Overijsselse dagloner wordt daarentegen niet ongunstig beoordeeld in vergelijking met de "geringe lieden" in de steden.

Karel van den Berg said

at 12:28 pm on Aug 26, 2008

De dagloner weet met weinig geld veel te doen want hij is spaarzaam en niet slordig. In Overijssel verdient hij van 1 nov. tot 1 maart slechts 30 ct per dag, van 1/3-1/4 en van 1/9-1/11 40 ct en in het hoogseizoen van 1 april tot 1 sept. 50 cent per dag. (volgens de Kamperinstructie van 8/2 1738 was het loon toen van 1/4-1/10 12 stuivers per dag en van 1/10- 1/4 8; is dus meer dan een eeuw later) Voor de eerste helft van de 19e eeuw mag worden aangenomen dat tengevolge van o.a. verbeterde methoden van bemesting de beroepsbevolking in de sterk agrarische gebieden waartoe Overijssel behoorde beduidend is toegenomen.

Bert van den Berg said

at 11:13 am on Aug 27, 2008

Moeder Clara Esmeijer was reeds in 1790 overleden in Ommen....... Dus reden genoeg om wees genoemd te worden na overlijden van vader Jan Harman in december 1794. Maar ik denk zelf dat de kinderen gewoon bij hun volwassen broer in huis hebben gewoond. Ik ga nog wel zoeken in de registers van het weeshuis.

You don't have permission to comment on this page.